zaterdag 1 maart 2008

Moeder 9

Geschreven op 8 september

Wachten op Godot ? Neen dat denk ik niet … eerder op de dood.
Dat doen al de mensen hier die hun herfst in dit huis moeten doorbrengen bij gebrek aan jeugdigheid en gezondheid. Een laatste etappe voor het eeuwige slapengaan. De eindmeet is hier zo duidelijk in zicht.

Wanneer ik arriveer merk ik dat geen van de oudjes op hun plaats in de gang zitten. Het salonnetje is leeg. De verpleegster heeft al de bewoners netjes naar hun kamer gebracht, want deze ochtend is Mia overleden en rond het middaguur werd zij door de begrafenisondernemer opgehaald. Om het collectieve verdriet wat te milderen was deze maatregel van kracht.
Vorige week zat zij nog naast mijn moeder te niksen en te spelen met haar blokjes. Een vale teint verraadde haar ziek zijn meteen. Onnodige ziekenhuisopname wordt hier niet toegepast, vandaar dat zij op haar eigen kleine kamertje het tijdelijke leven kon verlaten.
Moeder is nu ruim drie jaar hier en het heengaan van haar medebewoners is een continue proces. Vandaag hij … morgen zij … overmorgen … Met een tamelijk grote precisie te voorspellen lijkt het mij. Dit telkens moeten waarnemen en accepteren lijkt mij zo onnoemelijk hard. Vooral bij de mensen die verstandelijk nog goed in orde zijn moet het nog het ergst zijn. De frequentie is de laatste tijd ook fel toegenomen .

Als ik op moeders kamer kom zit ze stil te wenen en te klagen. Dat gaat mij nog steeds door merg en been. Op de vraag ‘waarom’ kan zij de woorden niet vinden om iets te bedenken. Ik vermoed niet dat ze beseft dat haar buurvrouwtje is heengegaan. Maar wie ben ik om dat zelfs maar te veronderstellen.
‘Ik zit onder in de put’ zegt ze tegen mij , waarmee ze waarschijnlijk wil zeggen dat ze zich down voelt.
Soms denk ik dat demente mensen nog een speciale vorm van waarnemen en aanvoelen hebben. Maar ik kan het natuurlijk niet bewijzen. Stel je voor dat ze onze kinderlijke vragen en antwoorden gaan analyseren. Ik mag er niet aan denken.

Na een poos valt ze weer in haar patroon van bezig zijn.
Ze trekt en sleurt aan de knopen van haar vestje tot die haast stuk gaat. Er gaat geen wasbeurt van kleding voorbij zonder de noodzakelijke herstellingen.
Nieuwe knopen aannaaien en draadjes terug instoppen zijn een dagelijkse klus geworden.

Voordurend vraagt ze om haar los te maken uit haar stoel, maar na haar val van vorige week durf ik dat haar niet meer aandoen. Ze verwijt me dat met een intense en lege blik. Ik negeer dat telkens door het gesprek een andere wending te geven maar ze blijft aan haar kleding en gareel frunniken en prutsen.

Deze moeizame gesprekken met haar zijn zo’n zware belasting voor mij dat ik echt een inspanning moet doen om niet in slaap te vallen. Ik schaam me telkens weer als de concentratie na enige tijd een serieuze dip te verwerken krijgt.

Als ik naar huis wil rijd ik haar met de rolstoel naar een salonnetje. Ze geeft geen reactie en dus vermoed ik dat ze ‘tevreden’ is. Elk moment zou ik er voor haar willen zijn maar dat is echt niet vol te houden. Ik wil vandaag ook nog eens naar de kleinkinderen om hen te laten vertellen van hun eerste schoolweek.

Geen opmerkingen: