zaterdag 1 maart 2008

Moeder 12

Geschreven op 28 oktober 2007

De klok is vannacht een uurtje mogen blijven staan. Uitgerust moet ik dus wel zijn.
Maar onze kleinkinderen, die hier met z’n vieren overnacht hebben, zijn al vroeg uit de veren.
Jong en bruisend leven in huis doet goed. Samen ontbijten en babbelen aan de veel te kleine keukentafel is een mooi ritueel.
In de voormiddag plannen ze in hun fantasie de opstart van een eigen zaak met vier. Ze gaan een kledinglijn opstarten en meteen zetten ze zich aan het ontwerpen. De naam is snel gekozen en de vzw is tegen de middag al starters klaar. Mijn tekenmateriaal doet prima dienst vandaag. Mooi toch die energie die je voelt hier.

In de namiddag arriveer ik in het home. Met een betraand gezicht zit moeder in de hall ongelukkig te wezen. Ik rijd haar met de rolwagen naar haar kamer. De speeltjes in de rommeldoos lijken haar te vervelen. Een gesprek voeren met haar lukt niet. Ze staart voor zich uit en ademt telkens zwaar en snikt zonder tranen.
Ze kan haar verdriet ook niet verwoorden want de woorden lijken net Chinese klanken voor mij. Kregelig word ik en kort daarna krijg ik daar weer spijt van. Wat zou ik graag een woord van troost kunnen vinden! Wat zou ik graag een toverstaf hebben!
De dienstdoende verpleger kan mij ook niet helpen.

Ik vraag mij af of demente mensen hun gevoelens zelf nog kunnen interpreteren. Iemand die weent moet toch een reden hebben voor die droefenis. Wenen is toch een uiting van verdriet.
Ik denk dat moeder weet dat ze dement is, weet dat ze onverstaanbaar is, weet dat dit onomkeerbaar is en weet dat haar einde nadert.
Iemand die niets meer weet kan ook niet wenen denk ik bij mezelf.
Ik voel mij zo hulpeloos en zo hard als ik kregelig wordt omdat mijn zondag weer ingevuld is met …. niets.
Bij het naar huis rijden wordt het stilaan donker. De wandelaars en fietsers die ik passeer keren moe maar voldaan huiswaarts.
Ik voel alleen leegte en gemis. Ik voel iets dat me zo in de greep heeft dat ik er duizelig van word.

Geen opmerkingen: