zondag 2 maart 2008

Applaus in de arena

Applaus in de arena

Niets nieuws onder de zon denk ik vanavond als ik met de kleinkinderen thuiskom van het circus.
Brood en spelen ... het vermaak voor de mens dat tot de verbeelding spreekt. Eeuwen lang hebben slaven er voor gezorgd dat de arena voor de bevoorrechte klasse een trekpleister was om te kunnen genieten.
The place to be. Een medium waar dood en pijn ondergeschikt waren aan vermaak. Ik vraag mij af wat een mens bezielt om de pijn van anderen te consumeren als genot?

Wanneer twee paar ogen van de kleinkinderen mij vorige week ‘please bommie’ smeekten, om met hen naar circus Barones te gaan, moest ik mijn aversie tegenover dat gedoe serieus onderdrukken. Maar die sloebers weten mij verdomd goed in de luren te leggen met hun opmerkelijk voorbeeldig gedrag wanneer ze komen logeren.

Dus zaterdagnamiddag om half drie wist ik dat ik de arena zou betreden om mij te vermaken met iets wat voor mij totaal oninteressant is.
Hoe vaak ben ik al in mijn pen gekropen om het lot van circusdieren aan te klagen denk ik als ik 29 € betaal voor een harde bank op de derde rij?
Kranten schreven mij dan wel terug dat ze de zaak wel eens zouden aanklagen, maar … in welke eeuw hebben ze er niet bij vermeld.
De beschaving van mensen duurt nu eenmaal iets langer dan het scheppingsverhaal van de creationisten.

Aan de inkom staat een hele winkel van chips en suikerspul te wachten op gulle kopers. Een kinderhand is snel gevuld met de hulp van sponsering weet ik.
Nog geen twee minuten later komt een kinderclowntje van een jaar of zeven een glimlichtje aanbieden voor 5€. Mijn pedagogisch inzicht moet nu z’n werk maar eens doen. Tien euro voor twee zwaailampjes ga ik niet uitgeven. Gelukkig maken de zakjes chips dit euvel enigszins goed.

Als de directeur in blauw glitterpak zijn intrede doet, onder indrukwekkend, luide muziek, is het de gewoonte dat een applaus van op de harde banken onze aanwezigheid bevestigt. Conditionering zit in onze genen.

Wanneer een rijzige dromedaris begint aan zijn rondjes lopen heb ik zin in kokhalzen. De kinderen kunnen hun enthousiasme amper de baas.
Ik heb geen zin in handgeklap na deze zielige vertoning en ik ontwijk dit euvel door een hoestbui, die ik begin te faken. Geen kat die er aanstoot aan neemt.

De kale trapezeman in een veel te enge broek krijgt van mij een negen op tien voor zijn uitermate charmante glimlach. Mijn applaus is een betrouwbare graadmeter voor zijn succes. Als een mens zich te pletter wil trainen doet hij dat uit vrije wil en kan ik die inspanning zeker wel smaken.
Het kraken van de chips kan mij ondertussen zelfs al bekoren. Ik heb spijt dat ik mezelf vergat bij het bestellen van de pakjes.

Drie schattige hondjes vertederen het publiek als zij de arena betreden.
Een langgerekt ‘ohhhhh’ maakt de begeleidende vrouw fier als een pauw. Haar veel te dikke billen verraden cellulitis.
Zij gaat met de pluimen lopen. De hondjes krijgen een nepsnoepje.

In grote ‘afwezigheid’ bekijk ik het schouwspel en voel mijn ogen vochtig worden.
Ik ben er even niet.
Ik wil hier weg.
Ik voel mij geketend in een harnas.
Ik bevind mij in de arena van de waan-zin.
Mijn duim keer ik naar de grond op het einde van de act, als teken van afkeuring.

In een wolk van roze lucht komen de geitjes en de bokken hun kunstjes vertonen. De geur van hun angstzweet blijft nog lang in mijn neus hangen nadat het doek al gevallen is.

Witte duifjes met roze staarten bengelen aan een wiel en doen de kinderen dromen van prinsen en prinsessen..
De slang verdient tijdens de veel te lange pauze een aardig centje bij door gretig op de polaroid foto te poseren met de kindjes.
Time is money.

Thuisgekomen kan ik het niet laten om met de kleinkinderen te praten over mijn non-verbale lichaamstaal in het circus. Ze begrijpen me als ik vertel over de onnatuurlijke situatie waarin zo’n dieren moeten leven.
Ze ‘begrijpen’ waarom ik deze vertoning wansmakelijk vond en ze argumenteren er lustig op los.
Eigenlijk mag ik mijn tegendraadsheid niet opdringen aan mijn nazaten, maar mijn idee mogen ze best wel te horen krijgen.

Ben ik een dwarsligger?
Ja best wel maar dwarsliggers houden de sporen wel op z’n plaats.
Ik vecht graag met open vizier tegen windmolens.

‘Zij die gaan sterven groeten u’

Geen opmerkingen: