zondag 23 maart 2008

Mijn moeder en Pasen


Een koude winterzon verwelkomt vandaag met graagte de klokken van Rome. De kinderen moeten heus niet bang zijn dat de chocoladen eitjes zullen smelten bij deze temperaturen.

Vandaag is het mijn dag weer om op bezoek te gaan bij moeder in het homeke. Er zijn leukere bezigheden bedenk ik als ik in mijn auto richting Turnhout rijd.
Door grootscheepse graafwerken en wegeniswerken ben ik vanaf vorige week genoodzaakt geweest om de auto zeker een kilometer verder te parkeren. Op zich geen ramp maar ik moet ook steeds het gewassen en gestreken wasgoed in een mand meezeulen. Daar krijg ik sterke spieren van troost ik mezelf.

Wat graag luister ik naar het geluid van het klepperen van mijn schoenen. Een eentonig spektakel dat mijn gedachten wat in bedwang houdt. Niemand, behalve ik, komt hier voor zijn of haar plezier op paasdag het slijk trotseren.
Als ik in de stille, verlaten straat aan het rusthuis arriveer hoor ik iemand meedogenloos kermen en huilen door de gesloten ramen heen. Als ik mijn tred verminder en tot stilstand kom herken ik het timbre van moeders stem.
Hijgend en happend naar lucht ga ik door de voordeur recht op de lift af. Uit principe gebruik ik dat onding nooit, maar vandaag maak ik een uitzondering omdat het gehuil me zo irriteert.

Op de kamer zit zij weer eens agressief te wezen. Ze zit vastgebonden met een witte band.
De televisie op haar antieke kastje doet zijn best om gehoord te worden. Maar een charmante nieuwslezer moet toch het onderspit delven tegen de decibels van moeder.
Ze kijkt me verdrietig aan en ze stopt met huilen als ze me ziet. Met droevige ogen verwelkomt ze me.
Als ik haar vraag waarom ze verdriet heeft moet ze me het antwoord schuldig blijven.
Vandaag wil ze weer eens dood. Ik heb niks meer aan zo’n leven argumenteert ze.

Ik ga haar vandaag toch maar eens over Hugo Claus vertellen. Ik vertel dat hij zelf heeft geoordeeld dat zijn leven geen zin meer had zoals het zich nu nog voor hem openbaarde.
Ze luistert, maar de draagkracht van mijn woorden gaan verloren in haar mistig brein.
Ik praat dan maar verder tegen de meubels. Die worden er ook al niet vrolijker op.
Ondertussen heeft ze de zoveelste knoop weer van haar jasje gerukt. Ik moet dat er maar terug aannaaien zegt ze. Ik opper dat ik dat niet kan, maar daar heeft ze haar gegronde twijfels over.

Een aantal kamers verder hoor ik al een ganse namiddag gestommel en gepraat. Als ik op de gang aan iemand vraag of het mensje van kamer 11 ziek is, antwoordt men dat ze deze nacht gestorven is . Eergisteren had ik haar nog gesproken. Aan tafel was zij ingedeeld bij de hulpbehoevenden, aan de rechterzijde van moeder.

De grote kuis op kamer elf is gestart.
Het mysterie van leven en dood op deze Paasdag speelt zich af onder mijn ogen.
Het leven zoals het is in het home.
De race naar kamer 11 kan morgen beginnen. Welkom aan de nieuwe bewoner.

Urbi et orbi


Geen opmerkingen: